Einde Indonesische herstelbetalingen aan Nederland
Economische geschiedenis - Politieke geschiedenis | woensdag 27 augustus 2003
'Edelmoedigheid van Nederland,' zo kenschetste de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns het akkoord met de Republiek Indonesië in 1966. Van 5 tot 7 september had Luns in Den Haag onderhandeld met een Indonesische delegatie onder leiding van de minister voor economie en financiën, sultan Hamengku Buwono. Indonesië zou in de loop van dertig jaar 600 miljoen gulden betalen om de nationalisatie van Nederlandse bezittingen in het land te compenseren.
Eind vorig jaar kwam de laatste betaling binnen op een rekening van Buitenlandse Zaken bij De Nederlandse Bank. Elk jaar heeft Jakarta keurig op tijd aan zijn verplichting voldaan. Zowel in Nederland als Indonesië was slechts een enkeling nog op de hoogte van de jaarlijkse betaling.
Maar toen een klein nieuwsbericht midden dit jaar melding maakte van deze laatste overmaking, reageerde de Indonesische publieke opinie verontwaardigd en sprak van neokolonialisme en uitzuigerij. Ook in Nederland was de reactie er veelal een van schaamte dat Den Haag van de voormalige kolonie nog geld had geëist. De Indonesische regering echter heeft de kwestie laten rusten.
De regering van Soekarno besloot tot nationalisatie van Nederlandse bedrijven in Indonesië naar aanleiding van de Haagse weigering om de Indonesische soevereiniteit over West-Irian (Papoea) te erkennen. Het conflict escaleerde en tussen eind 1957 en midden 1962 ging Jakarta over tot onteigening van Nederlandse bezittingen. Pas in 1966, na de machtsovername door generaal Soeharto, waren de twee landen in staat om de slepende kwestie uit te praten.
De uiteindelijke overeenkomst hield in dat Indonesië 600 miljoen gulden zou betalen; daarvan was in 1965 al een voorschot van 36 miljoen overgemaakt. De rest zou met een jaarlijkse rente van 1 procent vanaf 1973 in dertig jaarlijkse termijnen worden voldaan. Nederlanders konden tot augustus 1969 via het Bureau Schadeclaims Indonesië van het ministerie van Buitenlandse Zaken een claim indienen vanwege de achterlating van eigendommen door gedwongen vertrek uit Indonesië. Jaarlijks zou het geld volgens een sleutel worden verdeeld.
Van Nederlandse edelmoedigheid was volgens Luns sprake omdat de waarde van de activa die de Nederlanders eind jaren zestig hadden verloren, opliep tot 4,5 miljard gulden. Waarom zo vergevingsgezind? 'Het was een politiek akkoord,' erkende Luns destijds in de Tweede Kamer. 'De overeenkomst is niet alleen een afdoening van de commerciële kwestie, maar moet ook dienen om te komen tot een verdieping en vernauwing van de betrekkingen.' Dertig jaar later echter leidt de regeling vooral tot onbegrip.
door Alexander Weissink / Jakarta
Historisch Nieuwsblad