zondag 14 april 2013 om 11:50 uur
Een echt Arnhems (volks)verhaal van vóór 1900
Edward Brouwer
Het nu navolgende verhaal is echt gebeurd en legt een link tussen het heden en het verleden en tussen het voormalig Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) en tussen Nederland en wel in het bijzonder Arnhem.
De heilige Kris en zijn schede van steen (Eusebius kerk).
Om dit verhaal te begrijpen moet men terug in de tijd, ver terug in de tijd. Ook zou men kennis moeten hebben van het magische Indonesië en zijn uitwerking op den nuchtere Hollanders.
Sinds de eerste Nederlandsche ondernemers voet aan wal legden in de gordel van smaragd tot aan de huidige eeuw van het internet zijn beiden landen, in ieder geval gevoelsmatig, aan elkaar verbonden.
Mijn moeder groeide op in Arnhem en dacht dat de Britse luchtlandingstroepen haar kwamen feliciteren op haar 11e verjaardag op de voor Arnhem zo belangrijke datum 17 september 1944. Mijn vader daarentegen , na het overlijden van zijn KNIL vader, groeide deels traditioneel Javaans op.
Om dit laatste te begrijpen zou men dus kennis van het magische Indonesië moeten hebben. Maar in het kort komt dit er op neer dat u hier uw nuchtere Nederlandse instelling even aan de kant moet zetten om open te staan voor iets wat zo essentieel is als het leven (en de dood) zelf. Het gaat om die ene kracht welke alomvattend, al aanwezig en omnipotent is. Die kracht welke vele namen kent maar bijna bij elk mens bekend is, bij de intellectuelen, de wetenschappers, de armen, de rijken, de levenden en de doden. Deze kracht kent twee kanten, twee tegengestelden en dus twee uitersten. Voor de rest van dit verhaal zullen we deze twee uitersten ‘donker’ en ‘licht’ noemen.
Mijn vader groeide op in Sumedang (west Java) in het toenmalige Nederlands-Indië. Zijn oom Soetardja leerde hem over het ‘licht’ en het ‘donker’ en om dit als leidraad in het leven te gebruiken. Oom Soetardja, broer van mijn nenek, komt uit een geslacht van spiritueel begaafde Javanen. Opa Henk, getrouwd met mijn nenek, komt uit een geslacht van oprechte, hardwerkende en eerlijke Gelderlanders welke het ‘donker’ en het ‘licht’ op hun manier ook kenden.
Nu, ik vertel u dit omdat u dan enigszins begrijpt waarom ik, op 15 mei 2007, vertrok met slechts twee tassen naar Indonesië om daar voor een periode van 3 jaar en twee maanden te wonen en te werken. In slechts 10 minuten was ik op de dependance van de gemeente Arnhem in Kronenburg uit de gemeentelijke basis administratie van Arnhem geschreven. Aldus woonde ik voor meer dan 3 jaar in Indonesië. Op zoek naar mijn roots, mijn goede en slechte eigenschappen en niet verklaarbare trekjes en wie weet wat nog meer, leefde ik tussen Batakkers, Javanen, Maleisiërs, Chinezen en andere ontelbare andere etnische groeperingen. Ik voelde mij daar als een vis in het water en kan nu zeggen dat ik mij zowel in Nederland als Indonesië thuis voel.
Ik woonde (en werkte) voornamelijk in Medan op het eiland Sumatra en bezocht mijn familie op het eiland Java wanneer ik dit kon. Op mijn motor (van Indiase makelij) reed ik elke dag van en naar mijn werk door regen en zonneschijn (en geloof me, regenen in Sumatra staat gelijk aan de Bijbelse zondvloed). In de laatste fase van mijn tijd aldaar kwam ik via mijn neef in contact met een hoge ambtenaar van het regentschap Sumedang (nabij Bandung). Deze vertelde mij het bijzondere verhaal van de kris skin Anta boga……
Een kris is een soort mes, of zwaard zoals je wilt met zijn oorsprong in het magische Indonesië. Een echte traditionele kris wordt gemaakt door een man welke de wegen van het ‘licht’ en het ‘donker’ kent en deze daarom zoekt bij de opdrachtgever en deze, na enige tijd van afzondering en contemplatie, vastlegt in de kris. Hiermee worden dan, als het ware, de krachten van het ‘licht’ en het ‘donker’ vastgelegd in deze kris. Zolang de eigenaar (opdrachtgever) streeft naar het ‘licht’ dan zal zijn kris hem of haar daarbij ondersteunen als een soort talisman (Jimat).
De kris uit ons verhaal is naar zeggen oud, zeer oud. Gemaakt van metaal afkomstig van een meteoriet en bezet met 24 karaat goud en diamantjes. Ooit gemaakt voor een machtig man en zijn familie in het verre Indonesië. De kris werd met eerbied en respect gebruikt in vele ceremoniën en zolang de eigenaar streefde naar harmonie en geluk voor iedereen werd hij of zij daarbij ondersteund door de heilige kracht van de kris.
Zo kwam, tijdens het bewind van generaal-gouverneur Jan Chrétien baron Baud, de kris in handen van diens zoon Jan Michel baron Baud. Een aan Nederlands gezag onderworpen Javaanse edelman uit het regentschap Sumedang heeft destijds de kris geschonken aan Jan Michel baron Baud op dat hij er goede dingen mee kon bereiken. De familie Baud bezat landerijen in Jatinangor in het regentschap Sumedang. Jan Michiel leefde van 1824 tot aan 1897 en was getrouwd met gravin Ranzow. Hij is een voorvader van Louis Couperus en woonde , wanneer in Nederland in Arnhem. De naam van Ranzow is bij de Arnhemmers bekend als de bank van Ranzow (waar nu het café-restaurant Dudok is gevestigd).
Ik weet niet wat hij ooit heeft bereikt met de heilige kris maar wel dat hij hem ooit heeft meegenomen naar Nederland (Arnhem) en daar ‘iets’ heeft gedaan met deze kris. Bij zijn terugkeer in Indonesië heeft hij de kris, naar zeggen, weer terug gegeven aan een Indonesiër in de hoop dat hij harmonie en geluk voor iedereen daarmee zou bereiken.
Nu wil het zo dat een dergelijke heilige kris zijn kracht pas vrijgeeft als de eigenaar blijk geeft oprecht het ‘licht’ na te streven. Het verhaal, door deze hoge ambtenaar aan mij verteld, verteld dat de kris in Indonesië zijn kracht (Jimat) uiteindelijk heeft verloren omdat de eigenaar (en opeenvolgende eigenaars) deze kracht voor egoïstische doeleinden zou hebben gebruikt. Zeg maar dat de batterij (kracht) hierdoor langzaam op raakt.
Deze kris skin Anta boga heb ik tijdens de vertellingen van de hoge ambtenaar uit Sumedang in handen gehad (hij bevind zich in een kluis) en er zijn mij toen bepaalde dingen verteld. Deze ‘dingen’ zijn eigenlijk als visioenen van spiritueel begaafde Javanen aan mij verteld. Dit zijn de visioenen:
• De kris moet terug naar Arnhem om aldaar de positieve kracht weer te ontvangen.
• De plaats waar dit zal gebeuren wordt als volgt omschreven:
- Het is een kerk (gereja).
- Er bevindt zich in deze kerk een zwart harnas met een daarop een kruis.
- Het dak van de kerk heeft ooit gekreund.
- Er bevindt zich in de kerk een steen met een schede waar de kris in past.
- Deze steen heeft iets te maken met een altaar.
- Het woord rousmania….nd heeft er betrekking op.
Na terugkeer in Nederland op 17 augustus 2010 ben ik op onderzoek gegaan naar deze, van visioenen afkomstige, verwijzingen. En bij de eerste ‘Er bevindt zich aldaar een zwart harnas met een kruis’ kwam ik, via mijn Arnhemse moeder, er achter dat dit niemand minder is als Hertog Karel van Gelre en dat zich dit harnas bevindt in ons aller Eusebius kerk. Het volgende visioen ‘Het dak daarvan heeft ooit gekreund’ zou dan de bombardementen en beschietingen van de Euseubius kerk tijdens de tweede wereld oorlog zijn. De laatste 3 visioenen zijn na grondig onderzoek nog niet achterhaald.
Wat gezocht wordt is dus een steen, als onderdeel van een altaar, met een schede waar onze heilige kris in past zodat het ‘licht’ weer kans krijgt te schijnen als de kris hierin zal worden geplaatst..
Alhoewel ik kwart Indonesisch bloed heb zie ik er uit als echte Nederlander. Na het overlijden van mijn vader in 1980 ben ik mij gaan verdiepen naar mijn Indonesische roots. Mijn grootmoeder (nenek) is rond 1976 door mijn vader vanuit Indonesië hierheen gebracht. Wat ik herinner aan haar is een kleine lief oud vrouwtje gekleed in kabaja, sarong en slendang. In die tijd deed ik vakantiewerk voor het dakdekkers- en installatie bedrijf Epskamp te Arnhem . Een van mijn taken was het gloeiend hete bitum met een emmertje via een ladder naar het dak te brengen. Op een bewuste dag liep ik de ladder af naar beneden en trapte in een net klaar gezette en gloeiend hete emmer bitum. Op dat moment liepen mijn moeder en grootmoeder over de markt. Mijn grootmoeder zei plotseling tegen mijn moeder dat ze naar huis moesten gaan omdat zij voelde dat er iets met mij was gebeurd. Zij kon dus aanvoelen wat er met haar kleinkind gebeurde.
Deze gave heeft zij weer van haar familie en is bij mijn familie in Indonesië al eeuwen bekend. Ik kan uren vertellen over de verhalen welke zich binnen de familie de ronden doen over guna guna putih en hitam (krachten van licht en donker). Mijn tante (zus van mijn vader) bleef in Indonesië met haar moeder terwijl mijn vader in 1953 naar Nederland vertrok en aldus de Nederlandse nationaliteit aannam. Mijn tante ma Jo trouwde in Indonesië met raden Permadi. Beiden geboren en getogen in Sumedang. Raden is een adellijke titel in Indonesië en gaat eveneens ver terug in de tijd.
Indien U het bovenstaande aandachtig heeft gelezen en U kunt mij helpen in mijn queeste (op zoek naar de steen waarin de kris past) dan vraag ik U hier Uw reactie te plaatsen. In een volgend bericht vertel ik U over de steen zelf (zoals deze aan mij door de Javanen is doorverteld).
Arnehm Direct