LATIHAN KE-EMPAT - VIERDE OEFENING.
Saya tidak/sedikit berbicara Bahasa Indonesia.
Saajaa tiedak/sediekiet berbietjaaraa …….
Ik spreek geen/een beetje Indonesisch
Saya orang Belanda
Saajaa orang Blanda
Ik ben Nederlander(se)
Saya (tidak) mengerti
Saajaa (tiedak) mengertie (ng – als in lange)
Ik begrijp het (niet)
Maaf, Ibu/Bapak bilang apa?
Ma-af, Ieboe/Bapak bielang apa? (k, op eind woord amper uitspreken)
Sorry, wat zegt u?
Maaf, Ibu/Bapak mau diulangnya?
Ma-af, Ieboe/Bapak mau die-oelang-njaa?
Sorry, wilt u dat herhalen?
Maaf, Ibu/Bapak bisa berbicara lebih lambat?
Ma-af, Ieboe/Bapak biesaa berbietjaaraa lebieh lambat?
Sorry, kunt u wat langzamer spreken?
Apa arti itu / kata itu?
Apaa artie ietoe / kaataa ietoe?
Wat betekent dat / dat woord?
Nama saya ………
Naamaa saajaa ……..
Ik heet ………
Siapa nama Bapak/Ibu?
Sie-apaa naamaa Bapak/Ieboe?
Hoe heet u?
Umur saya ……..tahun.
Oemoer saajaa …………taa-hoen.
Ik ben .. jaar oud.
Umur dia …. Tahun
Oemoer diaa … taa-hoen
Hij/zij is .. jaar oud
Berapa umur Bapak/Ibu?
Brapaa oemoer Bapak/Ieboe?
Hoe oud bent u?
Apa kabar?
Apaa ka-bar?
Hoe gaat het met u/je?
Baik baik
Bajk bajk,
Goed, uitstekend.
Lumayan
Lumaajan
Gaat wel
Terima kasih / sama sama / kembali
Teriemaa kassieh / saamaa saamaa / kembaalie
Dank u/je wel / insgelijks, hetzelfde.
Selamat berlibur
Slamat berlieboer
Prettige vakantie
Selamat jalan
Slamat djalan
Goede reis
Sampai ketemu lagi
Sampei ketemoe lagi (g, als zachte k)
Tot ziens
Sampai nanti
Sampei nantie
Tot straks
DAFTA KATA KATA – WOORDENLIJST
Tidak = niet, geen, niets
Tidak apa apa = er is niets, geeft niets.
Sedikit = een beetje, iets, weinig, gering
Berbicara (+ bicara) = spreken
Mengerti = begrijpen
Maaf = sorry, pardon
Bilang = zeggen
Ulang = herhalen, diulang = herhalen,: passieve werk.woordsvorm (onderwerp is vooraan in zin) gaan we nu maar niet op in.
Lebih = meer
Lambat = langzaam
Lebih lambat = langzamer
Arti = betekenis
Kata = woord
Itu = die (soms ook ‘de’)
Nama = naam
Umur = leeftijd
Kabar = bericht
Baik = goed, baik baik = heel goed.
Lumayan = gaat wel
Sama = gelijk, eender
Sama sama = insgelijks, MAAR OOK: samen, tezamen
Kembali = terug, terugkomen, terugkeren
Selamat = geluk, voorspoed, heil, behoud.
Berlibur = vakantie houden/hebben
Jalan = weg, pad, baan
Berjalan = lopen, wandelen
Sampai = tot, tot aan, totdat
Sampai = OOK: aankomen, aangekomen, komen tot, bereiken.
Ketemu = ontmoeten
Bertemu = OOK ontmoeten
Lagi = nog, meer, nog meer, nog steeds, ook, tevens
Nanti = straks, later
Menanti = afwachten, verwachten, uitzien naar
Daftar = lijst, register, rooster, catalogus, staat, tabel
Bapak = meneer, u, vader
Ibu = mevrouw, u, moeder
Laki laki (+lelaki) = man
Perempuan = vrouw
Anak = kind
Anak laki laki = jongen
Anak perempuan = meisje
Putra = zoon, (betekent ook: prins)
Putri = dochter (betekent ook prinses)
Teman = vriend(in)
Dia = hij, zij (hij is, zij is)
Kami = wij (zonder de aangesprokene)
Kita = wij (incl. de aangesprokene)
Kalian = jullie
Mereka = zij (zij gaan allemaal)
(De zinnen wil ik kort houden, anders vervallen we in de (lastige/moeilijke) grammatica)
Selamat belajar (slamat bla-djar) = Prettige studie.