Uche, uche
Bij gebrek aan goed openbaar vervoer is de brommer het ideale vervoermiddel in Zuid-Jakarta. Alleen: het zijn er miljoenen en er komen iedere dag duizend bij. Dat betekent vieze lucht.
Tekst: Michel Maas Samenstelling: Frank Schallmaier
Da Jalan Ampera is een tamelijk brede doorgaande weg in Zuid-Jakarta. Het is de slagader waarlangs de forenzen uit Bekasi de stad instromen. Bekasi is een slaapstad met vijf miljoen inwoners. Iedereen die daar woont, werkt in Jakarta, dus reken maar uit hoeveel brommers hier per dag voorbijkomen. Een paar miljoen motortjes zijn het, met gemak. Het zijn er in ieder geval zoveel dat zij op sommige momenten niet eens meer bewegen: zij wurmen zich tussen de stilstaande auto’s en staan schouder aan schouder. Zij zijn niet alleen. De brommers uit Bekasi komen bovenop de pakweg 11,9 miljoen brommers die Jakarta zelf al telt.
Zij zijn een noodzakelijk kwaad. Jakarta heeft geen metro, geen sluitend bussysteem, geen monorail, geen trams en maar hier en daar een trein. Het openbaar vervoer is in handen van stinkende aftandse bussen, rochelende ‘bajaj’s’ en gebutste minibusjes. Wie daarop is aangewezen is lange ongemakkelijke uren onderweg. De motor is daarop het enige betaalbare antwoord van de gewone man.
De nieuwe motoren zijn niet aan te slepen. Kawasaki heeft een nieuwe fabriek gepland met een capaciteit van 150.000 brommers per jaar. Yamaha bouwt er een voor 300.000 per jaar en Honda bouwt er zelfs een die 1,1 miljoen brommers per jaar kan produceren. Elke dag komen er in Jakarta alleen meer dan duizend nieuwe brommers bij.
Jakarta was daarop niet voorbereid. Het wegennet is verwaarloosd en te klein om al die motoren en auto’s op te vangen. Het verkeer loopt elke dag hopeloos vast en volgens prognoses volgend jaar definitief tot stilstand. Een nieuw stadsbestuur is nu begonnen met een inhaalslag, onder het motto ‘beter laat dan nooit’. Er wordt simultaan gebouwd aan een metro, een monorail, een sluitend busnet en een stelsel van snelwegen om de stad heen, en er komen meer forensentreinen.
Vervuiling is een luxeprobleem, dat aan de beurt komt als de rest is opgelost. Dat maakt het probleem niet minder dringend. De smog in de stad bereikt vaak alarmerende waarden. Gemiddeld heeft Jakarta nog maar 27 dagen met relatief schone lucht per jaar. In 2000 waren dat er nog 103.
Verkeersagenten en bewakers van gebouwen aan drukke wegen dragen al jaren standaard mondkapjes, en steeds meer gewone burgers doen er ook een voor zodra zij zich buiten de deur begeven. De kapjes zijn hoognodig. ‘Batuk’ (‘hoest’) is de meest voorkomende klacht waarmee mensen naar de dokter gaan. Volgens cijfers uit 2010 had 57.8 procent van alle ziektegevallen in Jakarta verband met de luchtvervuiling. 70 tot 80 procent van die vervuiling komt van het verkeer en het overgrote deel daarvan komt van de brommers.
Er zijn wetten en verordeningen om de vervuiling tegen te gaan. In 2009 werd bijvoorbeeld een emissietest verplicht voor alle voertuigen. Elke auto zou twee keer per jaar op uitlaatgassen moeten worden getest. Dat zouden in Jakarta 4,5 miljoen auto’s zijn. In 2012 kwamen er daarvan een schamele 11.000 naar zo’n keuring, in 2013 waren het er nog maar 5.000. Dat getal geeft ongeveer aan hoe Indonesiërs in het algemeen omgaan met regels, ook de regels die er zijn voor hun eigen gezondheid.
Uit de Volkskrant, 14 mei 2014