Het grimmige lot van Lists moeder
Ontroostbaar
INTERVIEW Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië werden vrouwen als 'troostmeisjes' tewerkgesteld in bordelen. Ook ín de kampen werden ze seksueel misbruikt. Liesbeth Lists moeder was een van hen.
Door: Griselda Molemans 7 juni 2015, 21:00
Wanneer Henk van der Meijden, societyverslaggever van De Telegraaf, in de zomer van 1990 zijn jaarlijkse zeiltocht rond de Waddeneilanden begint om daar voor zijn Privé-pagina's een aantal bekende Nederlanders te interviewen, zal hij niet hebben vermoed dat één van die interviews, dat met de ouders van zangeres Liesbeth List, een dramatische omwenteling in het leven van de zangeres zou veroorzaken. In het interview vertellen Jaap en Marie List voor het eerst dat ze niet Liesbeths biologische ouders zijn, maar dat ze haar op jonge leeftijd hebben geadopteerd.
Dat op zich is al een bekentenis die voor de zangeres bevrijdend werkt - maar het feit dat haar adoptie nu out in the open is, maakt ook het nodige los in haar omgeving. Het leidt ertoe dat List brieven in handen krijgt waaruit een tragedie op te maken is in het leven van haar biologische moeder: ze werd seksueel misbruikt in het Japanse kamp waarin ze tijdens de oorlog was geïnterneerd. Uiteindelijk zou dat leiden tot haar zelfmoord.
Aan de lange eettafel in haar appartement blikt List (73) terug op die emotionele ontdekking. Die kwam in de toch al roerige periode rond het interview, allereerst vooral in positieve zin. 'Het interview met mijn pleegouders stond breeduit in de krant. Eindelijk was ik bevrijd en kon ik erover praten.' Jarenlang had ze geheim gehouden dat ze als half weeskind, geboren als Elly Driessen in Nederlands-Indië, was geadopteerd door het echtpaar List, de uitbaters van hotel Golfzang op Vlieland. Door hen werd Elly herdoopt tot Liesbeth List. Dat haar biologische moeder zelfmoord pleegde, hield ze liever voor zich. 'Sorry voor de term, maar ik lulde me er altijd uit tijdens interviews. Wat deed jouw vader dan in Indonesië?, werd me vaak gevraagd, dus dan moest ik daarover liegen.'
'In werkelijkheid is mijn biologische vader na de dood van mijn moeder hertrouwd met een vrouw die mij mishandelde. Ze deed aan zwarte kunst en was ervan overtuigd dat de geest van mijn overleden moeder in mij waarde. Met een scheermesje probeerde ze die uit mijn handen te snijden. Hier, je kunt de sporen nog steeds zien. Ze accepteerde me niet en heeft me in 1948 bij het echtpaar List achtergelaten.'
In de loop van 1990 ontving List de brieven die Corrie en Gerrit Driessen, haar biologische ouders, direct na de oorlog via het Rode Kruis naar elkaar schreven. 'De hele correspondentie was in het bezit van de zuster van mijn vader. Toen ze het kranteninterview had gelezen, nam ze contact op en overhandigde een groot pak brieven. Daarin kon ik de wanhoop van mijn moeder teruglezen, maar ook hoe mijn vader de familie inlicht over haar dood.'
'Ik heb er twee weken over gedaan om het te verwerken. Alle brieven heb ik op tafel gelegd en toen geconcludeerd dat mijn vader iets heel goeds heeft gedaan: hij heeft erin toegestemd dat mijn stiefmoeder me heeft weggegeven. Het is goed zo. Tegen mijn biologische moeder heb ik hardop gezegd: jij hebt het recht gehad om uit het leven te stappen. Ze was apathisch geworden door wat haar was aangedaan.'
Andere waarheid
Jarenlang had List geleefd met de informatie dat haar moeder 'krankzinnig' was geworden door de internering in een Japans kamp tijdens de bezetting van Nederlands-Indië. En daarom zelfmoord had gepleegd. De waarheid ligt heel anders: Corrie Driessen is het slachtoffer geworden van seksueel misbruik in het kamp Banjoebiroe 10 in Ambarawa op Midden-Java.
Dit huiveringwekkende nieuws vernam dochter Liesbeth in een brief die ze, ook naar aanleiding van het Telegraaf-interview, ontving van Coos Foudraine-Van Strij. Met haar zoontje Ton was deze plantersvrouw ondergebracht in de paardenstal van het kamp, waar ook Corrie Driessen en haar dochtertje sliepen. 'Je moeder heeft urenlang in de felle zon moeten staan, is geslagen en verkracht', schreef Foudraine-Van Strij.
Stukje bij beetje slaagde List erin de omstandigheden rond de dood van haar moeder te reconstrueren. Ook haar eigen jonge jaren op Java kon ze daardoor invullen. 'Ik was te jong om herinneringen te hebben.' Op basis van de documenten die ze bij het archief van het Rode Kruis opvroeg, kon ze de geschiedenis van haar biologische ouders in kaart brengen.
Voor de oorlog vertrokken haar vader en moeder, Gerrit Driessen en Corrie van Oosten, pasgetrouwd, naar Indië, waar Gerrit een baan wachtte als administrateur op de thee- en rubberplantage Maswati in de bergen boven Bandoeng.
De Japanse inval, begin maart 1942, maakte aan hun gelukkige bestaan op slag een einde. Gerrit werd als krijgsgevangene afgevoerd naar Japan. Eind 1942 werd Corrie samen met haar dochtertje Elly (de latere Liesbeth), amper een jaar oud, geïnterneerd in het kamp Kareës, een omheinde woonwijk in Bandoeng. Op 19 november 1944 volgde overplaatsing naar kamp Banjoebiroe 10 bij Ambarawa, waar de situatie in de grote gevangenis snel verslechterde door mishandeling, gebrek aan eten en de uitbraak van difterie.
Jonge vrouwen liepen het risico te worden tewerkgesteld in officiersbordelen. Betty Paans was een van de geïnterneerden in Banjoebiroe 10 en zag op een ochtend dat een groep meisjes en vrouwen werd weggevoerd uit het kamp. 'Zelf was ik 15 en nog te jong voor de selectie, maar ik heb gezien dat tijdens een appèl meisjes werden ge-selecteerd en meegenomen.'
Ook Elizabeth van Kampen was getuige van het incident. Zelf ontsnapte ze aan de selectie omdat ze die dag een malaria-aanval had. 'Ik zag er vreselijk uit, wat mijn redding is geweest', vertelt ze. 'Zo'n twintig meisjes en jonge vrouwen werden in een vrachtwagen afgevoerd. De Kempeitai, de Japanse militaire politie, heeft ze naar bordelen in Semarang overgebracht.'
Uit vrijwel alle interneringskampen in de archipel zijn jonge vrouwen weggehaald en gedwongen als 'troostmeisje' in militaire bordelen te werken. Maar ook in de kampen zelf vond seksueel misbruik plaats. In het interneringskamp Banjoebiroe 10, waar zo'n vijfduizend vrouwen en kinderen verbleven, leefde iedereen op enkele schamele vierkante meters. Niemand wist van elkaar wat er precies in de barakken en cellen gebeurde.
Hoe groot het aantal verkrachtingen en het seksueel misbruik was, is nog altijd niet bekend. Een in 1994 gepubliceerd rapport van het voormalige ministerie van WVC spreekt over 'met zekerheid 65 en waarschijnlijk 300' Nederlandse slachtoffers.
Na de capitulatie van het Japanse leger op 15 augustus 1945 werden moeder en dochter Driessen tijdelijk opgevangen in een ziekenhuis in Magelang. Betty Paans was daar toen werkzaam als jonge hulpverpleegster en ontfermde zich over Corrie Driessen. 'Ze was volledig apathisch en sprak niet meer.' Vanwege haar verslechterende toestand werd Corrie samen met haar dochtertje met de HMS Colossus overgebracht naar een Brits evacuatiekamp in Kandy op Ceylon (het huidige Sri Lanka), in afwachting van transport naar Nederland.
Via het Rode Kruis probeerde ze contact te leggen met haar echtgenoot Gerrit, die ze liefkozend Geb noemt; hij was als krijgsgevangene in een werkkamp in het Japanse Modji bevrijd door de Amerikanen. Vanuit Singapore was hij op zoek was naar zijn vrouw en kind. 'Lieve Geb, ik bid je: kom direct hierheen', schrijft Corrie. 'Ontzettende dingen staan je te wachten en ik kan er niets aan verhelpen. Ik heb deze lende niet gewild, maar het was gebeurd voordat ik het wist.'
'Ik hoor maar steeds niets van je. Ik voel me zo ellendig en weet niet meer wat ik doen moet', schrijft ze een week later. In enkele korte zinnen licht ze een tipje van de sluier op over wat haar is aangedaan. 'Met Elly sprak ik over pappie. Nu durf ik de naam pappie niet meer te noemen, zo schaam ik mij. De toekomst van ons kind is ook kapot en alles door mijn schuld. En toch heb ik dat niet gewild.'
Tegen de regelgeving van het Rode Kruis in was Gerrit Driessen in zijn eentje onderweg naar Ceylon, waar hij op 19 januari 1946 werd herenigd met zijn vrouw en dochtertje. Twaalf dagen later beroofde Corrie zich van het leven door een flesje atabrine, een anti-malariamiddel, in te nemen in combinatie met een grote dosis malariapillen. De overlijdensakte van 8 maart vermeldt dat 'de overledene is begraven te Kandy op het General Cemetery Mahaiyawa in grafnummer 65858.'
Gerrit Driessen tastte in het duister over de depressie waaraan zijn vrouw leed. 'Vier jaar onder het jappenjuk hebben hun stempel op haar gedrukt', schreef hij zijn schoonmoeder na haar overlijden. 'Krankzinnig moet ze zijn geworden. Ze had waanideëen dat ze een zwart kind moest krijgen, dat ze een verschoppelinge en een uitgestotene was, een hoer, dat iedereen haar en Elly haatte. Ze schaamde zich voor me. Dit was het complex dat ze had, terwijl er niets gebeurd was.'
De tragiek openbaart zich tussen de regels: Corrie Driessen was mogelijk in verwachting van een half-Japans kind als gevolg van de verkrachting in het interneringskamp. Sommige Japanse militairen die in Nederlands-Indië waren gestationeerd, hadden een donkere huidskleur, vandaar de opmerking 'zwart kind'. Gerrit beschouw-de de uitspraken van zijn vrouw als waanideëen omdat hij niet op de hoogte was van seksueel misbruik door Japanse militairen. Hij heeft nooit geweten wat zijn echtgenote is overkomen: toen zijn dochter Liesbeth de waarheid ontdekte, was hij al overleden.
Sowieso werd er na de oorlog niet over dwangprostitutie en seksueel misbruik gesproken: uit schaamte hebben de slachtoffers jarenlang gezwegen. 'Er was geen luisterend oor voor alle mensen die na de oorlog terugkeerden', zegt List. 'Niemand in het naoorlogse Nederland wist van het Japanse geheime systeem van dwangprostitutie en misbruik in de kampen. Je had moffenhoeren en jappenhoeren, zo simpel werd er geredeneerd.'
Ze houdt de herinnering aan haar moeder levend. In Oude foto, geschreven door Freek de Jonge, zingt ze:
Ze houdt me vast en laat me nooit meer los.
'Ik breng het nummer heel sec', merkt ze op. 'Er zitten allerlei emoties in. Toen ik 29 werd, realiseerde ik me dat ik mijn moeder overleefd heb. En toen ik op mijn 41ste moeder werd, was mijn gedachte: mama, wat erg dat je niet van je kleinkind hebt kunnen genieten. Wanneer ik het zing, raakt het mensen. Opeens begrijpen ze dat mijn moeder heel jong is overleden.'
Ze is resoluut. 'De waarheid moet verteld worden en al helemaal omdat er nog slachtoffers in leven zijn. In 1996 heb ik me tijdens een interview met Ivo Niehe uitgesproken tegen de houding van de Japanse regering, die maar blijft ontkennen dat er sprake is geweest van dwangprostitutie en seksueel misbruik. Er is in de tussentijd helemaal niets gebeurd. Dit jaar is het zeventig jaar geleden dat het Japanse leger capituleerde, maar de huidige premier, Shinzo Abe, blijft alles glashard ontkennen. Er zal gerechtigheid moeten komen voor alle slachtoffers van seksueel misbruik door Japanse militairen, voor eens en altijd.'
Volkskrant