De Banda eilanden: het laatste verborgen paradijs?
Nevena Gajic | 21 mei 2016 | Bijzonder, Indonesië, Reisverhalen, Slow travel
Het paradijs heeft de vorm aangenomen van een vulkanisch eilandenarchipel in de Banda Zee: de Banda eilanden, ook wel bekend als de eilanden van nootmuskaat. Volgens velen de mooiste plek van Indonesië. Om er te komen, mogen tijd en vastberadenheid niet in je bagage ontbreken. De rit naar het paradijs is namelijk niet makkelijk. Ben je een reiziger die graag ver ‘off the beaten track’ gaat, gelukkig wordt van tropische eilanden, avontuur en bijzondere snorkel- en duiklocaties? Lees dan vooral verder!
Wat maakt deze plek nou zo bijzonder? Wat te denken van bijzondere koloniale architectuur, prachtige natuur, vriendelijke mensen, een actieve vulkaan en het rijkste zeeleven van heel Indonesië? Hieronder zes redenen waarom de Banda eilanden niet in je ‘to do list’ mogen ontbreken.
1. Een bijzondere geschiedenis
De Banda-eilanden maken onderdeel uit van de Molukken. Hoewel de eilanden zo ver weg zijn, spelen ze een cruciale rol in de geschiedenis van Nederland. Om een lang verhaal kort te maken: het was de enige plek ter wereld waar nootmuskaat groeide. En nootmuskaat was in de Gouden Eeuw heel waardevol. In 1599 veroverden de Nederlanders de Banda eilanden en eisten ze een monopolie op de teelt van nootmuskaat. De lokale bevolking werd vermoord en slaven uit India en Madagaskar werden naar het eiland gebracht om nootmuskaat te telen. Voor onze Gouden Eeuw hebben vele mensen een hoge prijs moeten betalen: die van hun vrijheid of zelfs hun leven. Toch kijkt de huidige bevolking niet verbitterd naar de Nederlandse kolonisatie, omdat deze ook positieve invloeden heeft gehad, zoals de bouw van scholen. Een oud fort, wat graven en een paar prachtige koloniale panden herinneren nog aan de aanwezigheid van de Nederlanders.
2. De Banda eilanden zijn ECHT ‘off the beaten track’
Met pakweg 600 toeristen per jaar kunnen de Banda-eilanden nog beschouwd worden als een verborgen paradijsje. De enige reden dat deze prachtige plek nog niet overspoeld wordt door hordes toeristen is de slechte bereikbaarheid. Tijd is een absolute must om er te komen. Er zijn verschillende manieren om naar de Banda-eilanden af te reizen. Via een paar grote Indonesische steden kun je naar Ambon, de hoofdstad van de Molukken vliegen. Vanuit Ambon vliegt er elke woensdag een piepklein, gammel vliegtuigje richting Banda Neira. Hoewel het vliegtuigje oud is en het vliegveld vaker dienst doet als voetbalveld dan als vliegveld, is het vliegtuig nog nooit neergestort. Ik ga op de heenweg mee met een vrachtschip, omdat het eerste Pelni schip pas over een week vertrekt. De perfecte manier om locals te leren kennen. Na een stormachtige reis van maar liefst 22 uur ben ik blij dat ik eindelijk gearriveerd ben.
Mijn terugweg met een Pelni schip is een ervaring op zich. Het schip is overvol met mensen. Met enorme dozen levensmiddelen banen ze zich een weg naar buiten, terwijl een grote menigte naar binnen probeert te dringen. Dat gaat er hardhandig aan toe. Dit is natuurlijk een ideale kans voor zakkenrollers. Even is er niks meer over van het zachtaardige karakter van de Indonesiërs. Het is een opluchting als ik een plekje heb veroverd op het dek. Deze staat vol met mensen en afval en tientallen kakkerlakken krioelen over het dek. Even verderop jaagt een muis een andere muis weg. Dat gaat gepaard met veel gepiep. Om de paar minuten klinkt er iets op de omroep. Van slapen komt niks terecht. Wil je de nacht op een Pelni schip slapend doorbrengen? Dan is het aan te raden om ruim van te voren een cabin te boeken.
3. Manhattan als ruil voor witte stranden en helder water
Pulau Ai, Hatta en Run zijn pittoreske eilandjes die zeker de moeite waard zijn om te bezoeken. De grap is dat het eiland Run in de zeventiende eeuw door de Nederlanders geruild is voor Manhattan, wat op dat moment geen grote economische waarde had. Ik bezoek zowel Hatta als Ai. De eilandjes zijn lastig bereikbaar, omdat niemand me kan vertellen wanneer de bootjes precies die kant gaan. Uiteindelijk lukt het dan toch om er te komen. Na een hobbelige tocht verblijf ik een nachtje op Ai in een simpele ‘guesthouse’ direct aan het strand. Hier krijg ik voor een klein prijsje een slaapplek en drie maaltijden. Als je iets meer luxe wilt, zijn er op dit eiland nog een paar overnachtingsopties, maar veel geld zul je niet uit hoeven te geven.
Een paar dagen erop ga ik naar Hatta, waar ik word opgewacht door een heerlijke zoete geur van gedroogde kruidnagel. Dit is zeker weten mijn favoriete eiland. Kristal helder water, bijzondere vissen, een vriendelijke gastheer en een prachtige wandeling rondom het hele eiland, maken dat ik hier nog een paar dagen wil vertoeven.
4. Snorkelen in het mooiste gebied van Indonesië
Een blik onder water en ik ben verkocht. Het is alsof ik in een compleet andere wereld ben terechtgekomen. Het onderwater leven in de Banda zee is onbeschrijfelijk mooi. Het Banda archipel is een van de weinige plekken waar je nog onaangetast koraal kunt vinden in alle kleuren van de regenboog. Door de ligging en het feit dat er zo weinig mensen komen, zijn de koraalriffen relatief gezond. Als je van snorkelen of duiken houdt, zul je perplex staan van het bijzondere zeeleven, wat bekend staat als het mooiste in heel Indonesië. Mobula roggen, hondstonijn, walvissen en dolfijnen zijn kenmerkend voor deze streek.
5. Een actieve vulkaan beklimmen
De Gunung Api is een ruim 600 meter hoge actieve vulkaan die je in ongeveer 6 uur kunt beklimmen. De laatste uitbarsting was in 1988. Voor wat fooi kan een lokale visserman je in een paar minuten vanaf Banda Neira naar de voet van de vulkaan brengen. In tegenstelling tot Java en Bali word je hier niet lastiggevallen door agressieve gidsen. Hoewel de vulkaan niet hoog is, is de weg er naar toe ontzettend steil. Eenmaal boven ruik ik een sterke zwavelgeur en valt het me op dat er rook uit de bodem komt. De klim is pittiger dan je op het eerste gezicht zou denken. Onderschat het niet, neem veel water, oude kleren en goede schoenen mee. De tocht naar beneden grijp ik alles wat los en vast zit beet om maar niet naar beneden te glijden. Maar het lukt, ik kom ongehavend, maar wel helemaal onder de modder weer beneden.
6. De verrassende gastvrijheid van de locals
Het valt me op dat de mensen op de Banda eilanden zo vrolijk en ontspannen overkomen. Een reis is niet compleet zonder iets van de locals te hebben geleerd. In Bandaneira ontmoet ik tijdens een wandeling door het dorp de vrolijke meneer Man, een 53 jarige leraar Engels. Met Mr. Man heb je geen tijd om je te vervelen. Hij zit boordevol ideeën en zijn energieke houding werkt aanstekelijk. Hij geeft kinderen gratis Engelse bijles, en in ruil daarvoor moeten ze meehelpen met het schoonmaken van het strand. Zijn vrouw leert me ‘terong goreng saus kenari, aubergines met amandelsaus te maken. Dit is een typisch lokaal gerecht. Neem de tijd om wat locals te leren kennen, je zult er geen spijt van hebben!
Kortom, genoeg redenen om vakantiedagen te sparen en de Banda eilanden als volgende reisbestemming te overwegen. Wacht niet te lang, want het verborgen paradijs krijgt steeds meer bekendheid. En als je er bent, wees dan zuinig op de prachtige natuur en bijzondere koraalriffen, zodat ook de generaties na ons de kans krijgen om van al dit moois te genieten.
Artikel met plaatjes op Reishonger