Multatuli (1820-1887)
pseudoniem van de Nederlandse schrijver Eduard Douwes Dekker.
door Ymelda van Duin
Multatuli
Eduard Douwes Dekker schreef in 1859 in Brussel zijn roman Max Havelaar onder het pseudoniem Multatuli, wat ik heb veel gedragen betekent in het Latijn. In het boek verwerkte Eduard Douwes Dekker zijn ervaringen als bestuurlijk ambtenaar in Nederlands-Indië. Hij bekritiseerde in dit boek de bestuurlijke misstanden waar de gewone bevolking onder leed. De Nederlandse staat maakte in zijn ogen van de lokale machtsstructuur gebruik om koloniaal te kunnen overheersen. Plaatselijke hoofden kregen de functie regent en ontvingen daarvoor een beloning. Corruptie en uitbuiting van de gewone bevolking werden daardoor in stand gehouden. Het Nederlandse bestuur ondernam niets om dit te voorkomen.
Max Havelaar
In mei 1860 verscheen het boek Max Havelaar bij uitgeverij De Ruyter te Amsterdam. Jacob van Lennep, een schrijver die door Eduard Douwes Dekker benaderd was voor de uitgave, had alle Nederlands-Indische plaatsnamen onherkenbaar gemaakt, en tal van andere ingrepen toegepast. De auteursrechten stonden op naam van Van Lennep. Een goedkope uitgave voor een breed publiek, wat Eduard Douwes Dekker meer aansprak, zat er niet in. Een rechtszaak om de auteursrechten terug te krijgen verloor Dekker. Pas in 1874 kon hij in de vierde druk (1875) veranderingen aanbrengen nadat het auteursrecht door uitgever G.L. Funke was gekocht.
Het boek werd een groot succes. Max Havelaar maakte een diepe indruk op lezers en werd bewonderd als literair meesterwerk. Voor zijn verdere publicaties bleef Eduard Douwes Dekker het pseudoniem Multatuli gebruiken. In zijn werken bekritiseerde hij de Nederlandse maatschappij van de negentiende eeuw. Zijn werk zou met de tijd een grote invloed hebben op de Nederlandse koloniale politiek en de arbeiders- en emancipatiebewegingen.
Het leven van Multatuli
Eduard Douwes Dekker werd in 1920 geboren in Amsterdam. Zijn vader was kapitein. Op zijn achttiende (1938) voer hij mee op het schip van zijn vader naar Batavia, waar zijn carrière als bestuurlijk ambtenaar begon. Naast zijn baan schreef hij. Enkele werken uit die tijd zijn: de Losse bladen ‘Uit het dagboek van een oudeman’ (1841) en het toneelstuk ‘De Eerloze’, later in 1864 uitgegeven als ‘De bruid daarboven’.
Als ambtenaar kwam Eduard Douwes Dekker meerdere malen in conflict met zijn meerderen. Zo was er twee maal sprake van kastekort waar hij de schuld van kreeg. Daarnaast was er de situatie in het district Lebak op Java waar Dekker benoemd was tot assistent-resident. Deze benoeming volgde na een lange verlofperiode in Nederland (1852-1855) waarvan Dekker en zijn vrouw financieel berooid terugkwamen. De toekomst leek na de benoeming weer rooskleurig. Maar al gauw kreeg hij te maken met het ernstige machtsmisbruik van de regent. Dekker kon het niet aanzien dat de bevolking meedogenloos werd beroofd en leeggezogen en diende een aanklacht in tegen de regent en zijn handlangers.
Zijn aanklacht werd afgewezen door het Nederlands-Indische bestuur. Dekker weigerde vervolgens een overplaatsing naar een ander district en nam ontslag. Na zijn vertrek werden de klachten onderzocht en niet ongegrond bevonden. Het onderzoek vond plaats in 1856 en leidde tot het ontslag van de regent. Eduard Douwes Dekker werd niet betrokken bij het onderzoek en was hiervan niet op de hoogte toen hij Max Havelaar schreef.
Het viel Multatuli tegen om buiten de ambtenarij werk te vinden waarop hij in 1857 zonder zijn vrouw en kinderen terugkeerde naar Europa. Eduard Douwes Dekker was in 1846 getrouwd met Tine (Everdine Huberte van Wynbergen) en zij hadden twee kinderen. Na de geboorte van zijn tweede kind vertrok Dekker naar Europa en verbleef daar in verschillende landen. Tine en de kinderen kwamen twee jaar later naar Europa. Zij hadden amper geld en grote schulden. Dekker moest van het schrijven leven. Max Havelaar schreef hij in 1859 in korte tijd in een Brussels hotelletje. Het boek werd een succes en Multatuli's literaire naam was gemaakt. Dekker hoopte daarna nog lang en tevergeefs op eerherstel en een ambtelijke functie.
Hoewel getrouwd leefden Tine en Eduard na het vertrek uit Nederlands-Indië gescheiden. Tine vertrok in 1866 naar Amsterdam en werd gesteund door vrienden en kennissen. Later vond zij werk als gezelschapsdame en opzichteres van een kostschool in Italië. Eduard Douwes Dekker ontmoette Mimi Hamminck Schepel een bewonderaarster van zijn werk. Zij kregen vanaf 1862 een liefdesrelatie en leefden afwisselend in Duitsland en Nederland samen.
Tine heeft nog enkele maanden van het jaar 1870 met kinderen bij Eduard en Mimi in Den Haag gewoond. Ze verhuisde daarna naar Venetië en bleef daar tot haar dood. Eduard Douwes Dekker had met zijn kinderen geen band. Na de dood van Tine in 1874 trouwde Dekker met Mimi. Mimi schreef zelf ook en publiceerde onder de naam Heloïze. In 1878 adopteerde zij het jongetje Wouter.
Eduard Douwes Dekker was vrijdenker, atheïst en voorstander van vrouwenemancipatie. Hij had nauwe banden met de vrijdenkersvereniging De Dageraad en publiceerde in hun blad. De voorzitter van De Dageraad, de boekhandelaar en uitgever R.C. d'Ablaing van Giessenburg, gaf Dekkers’ Ideën I en II (1862 - 1863) uit. Boekhandelaar en vrijdenker Günst publiceerde de Minnebrieven (1961).
In zijn werk uitte Eduard Douwes Dekker zich over de situatie van arbeiders en vrouwen, de bekrompen Nederlandse moraal, gebreken in de opvoeding en onderwijs en de politiek. Dekkers taalgebruik was persoonlijk, ‘levend Hollands’ waardoor hij vernieuwend was in de Nederlandse literatuur.
Buste van Multatuli in Amsterdam (Hans Bayens, 1987)
In 1877 hield hij op met schrijven. Tien jaar later overleed hij op 66-jarige leeftijd in Nieder Ingelheim in Duitsland. Mimi keerde naar Nederland terug en bleef zich tijdens haar verdere leven bezighouden met het samenstellen en uitgeven van Multatuli’s werk dat zijn van voor- en nawoorden voorzag. Zo stelde zij de eerste Woutertje Pieterse bloemlezing uit de ‘Ideën’ samen en verzorgde de uitgave van de Brieven van Multatuli.
Na 1930 herleefde de belangstelling voor Multatuli's werk. In 1945 werd het Multatuli Genootschap opgericht. Dankzij de inzet van de voorzitter van dit genootschap werd in 1949 de Max Havelaar voor het eerst naar het oorspronkelijke handschrift uitgegeven (de ‘nulde druk’). In 1950 werd een begin gemaakt met het uitgeven van Multatuli's volledige werk. In 1987, precies honderd jaar na zijn dood, werd in Amsterdam een standbeeld van Multatuli neergezet.
Door: Ymelda van Duin
Historiek