De lokroep van Ambon verflauwt23-04-2010 15:44| gewijzigd 23-04-2010 16:01 | tekst Jacob Hoekman, beeld RD, Anton Dommerholt
Kinderen spelen op straat in de Molukse wijk in Assen.
Hoe tijdelijk is zestig jaar? Wanneer dringt tot je door dat je zult sterven in een land waarvan je ooit dacht er hoogstens een paar maanden te zullen zijn? Molukkers in Nederland gedenken zondag 24 april het zestigjarig bestaan van hun staat die er nooit kwam. Vandaag deel 1 in een serie: Molukkers klem tussen wens en werkelijkheid.
Bedachtzaam schudden ze allemaal het hoofd, de vijf Molukse vrouwen uit Assen. Teruggaan naar de Molukken als daar een vrije Molukse republiek zou komen? Nee. Nu niet meer. Hoogstens voor een vakantie, zoals Ella Tuhumuru deed. „Toen ik daar was, besefte ik: als ik terugga, red ik het nooit.” Ze raakt geëmotioneerd. „Ik heb gezien hoe mijn familie daar moet leven. Mijn ooms moeten nog steeds keihard werken om in leven te kunnen blijven.”
De reis naar de Molukken ondernam Ella Tuhumuru samen met een vriendin, Ester Jager-Sahetapy, die met een Nederlandse man trouwde. Ook tot haar drong door: „Daar leven kún je niet meer. Je bent toch meer Nederlands dan je denkt.”
De vijf zitten om de tafel in de consistorie van de Moluks-evangelische kerk in het hartje van de Molukse wijk in Assen. Ze vertolken de geluiden die breed leven in de goeddeels christelijke Molukse samenleving in Nederland: verloochen nooit je Molukse identiteit, maar wees realistisch over een eventuele terugkeer naar ”Maluku”.
Roze huis
Natuurlijk, er zíjn er wel die terug zullen gaan als de Molukse staat RMS ooit realiteit wordt. De 65-jarige Christien Manukilej-Metiary bijvoorbeeld, dochter van de bij leven beroemde predikant Metiary, die een van de weinige leiders was met bijna onbetwist gezag. Ze doet haar verhaal in de woonkamer van een van de typische roze huisjes in de Molukse wijk. Want in Assen woon je óf in een roze huis, óf in een grijs huis. Meer smaken zijn er niet.
De woonkamer van ”tante Christien” is sober ingericht. Twee banken, een lage kast en een computertafel. En twee schalen vol snoepjes. Haar man leeft niet meer, haar kinderen zijn het huis uit. Maar elke dag is ze druk, vooral met het werk voor de kerk. Op de spaarzame momenten die overblijven, kan ze dromen. Dromen van de Molukken, waar ze nooit is geweest – hoewel ze op Celebes, net buiten Moluks grondgebied, ter wereld kwam.
„Ik wil mijn land zien bloeien”, zegt ze met overtuiging. „Ooit, ja ooit wil ik terug. Al moet ik alleen gaan. Tegen mijn kinderen –de jongste is 25, de oudste 40– zeg ik: Als het zo ver is, kun je met mama teruggaan, maar je kunt ook hier blijven. Wat hun antwoord daarop is? Ze weten het niet.”
”Tante Christien” begint echter tot een minderheid te behoren. Streven naar een vrije Molukse republiek, daar krijg je in Assen de handen nog gemakkelijk voor op elkaar. Er zelf gaan wonen, dat is echter een ander verhaal. Zoals de predikant van de Moluks-evangelische kerk in Assen, ds. Theo Pattinasarany, zegt: „De meeste Joden waren erg blij toen in 1948 de staat Israël werd opgericht. Maar dat betekent nog niet dat ze onmiddellijk allemaal hun boeltje pakten en naar Israël emigreerden. Je hebt na al die jaren immers ergens anders een leven opgebouwd.”
Die uitspraak tekent de langzame, maar niet te ontkennen omwenteling die zich in Molukse kring heeft voltrokken sinds de eerste Molukkers in 1951 met boten naar Nederland werden gehaald (zie kader).
Die eerste generatie Molukkers wist het zeker: het kan een paar maanden of hoogstens een paar jaar duren, maar wij gaan terug. Inmiddels stierven de meesten van hen in Nederland. De tweede generatie zag de hoop op terugkeer vervliegen en beet zich nóg sterker in het RMS-ideaal vast, met een aantal gewelddadige acties in de jaren zeventig tot gevolg. Nu zijn ze zo’n beetje toe aan hun pensioen – niet op de Molukken, maar nog altijd in Nederland. De derde generatie legde zich erbij neer en ziet de toekomst nergens anders dan in Nederland. Als Molukker, dat dan weer wel.
Zonder wasmachine
Als in Assen, vanouds hét RMS-bolwerk in Nederland, de lokroep van Ambon al verflauwt, hoe is het dan wel niet in de rest van het land? Daar is de vechtlust nog minder, weet de goed geïnformeerde en in Molukse kring zeer gewaardeerde ds. Pattinasarany. „De meeste mensen zien een eventuele Molukse staat vooral als een zegen voor de Molukkers die dáár leven. Niet voor henzelf; daarvoor hebben ze te veel Nederlandse verworvenheden overgenomen. Wat moet je straks zonder wasmachine als je nog nooit een was zonder hebt gedaan?”
Niet alleen de luxe van het Westen, zelfs het karakter van de verschillende Nederlandse regio’s lijken de Molukkers zich eigen gemaakt te hebben. Zelf maken ze vaak een vierdeling. In Brabant en Limburg, daar wonen de gemoedelijke Molukkers. Het westen, dat is het domein van de kritische Molukkers, „haast destructief”, zoals een noordelijke Molukker het uitdrukt. Het oosten, daar komen de slimmeriken vandaan – de wijzen uit het oosten, zoals ze onder elkaar wel genoemd worden. En het noorden? Daar zijn de politiek geëngageerden. „Hier moet je constant rekening houden met de RMS”, zegt een ingewijde in Drenthe. „Een kerk is hier ondenkbaar zonder vlag van de Molukse republiek.”
Bloedgroepen
Dat blijkt in Assen. In de Moluks-evangelische kerk van ds. Pattinasarany zit de RMS-gedachte tot in de kleinste hoekjes. Letterlijk, zoals in een van de catechisatielokalen. RMS, heeft iemand in een hoekje van het whiteboard gekalkt. Klein, maar niet te missen.
De Republik Maluku Selatan, de Republiek der Zuidelijke Molukken, is simpelweg overal in Assen. De vraag is alleen: wat bedoelt iemand met het uitspreken of opschrijven van die drieletterige afkorting? Zijn de letters een kreet zonder inhoud geworden, zoals voor veel jongeren geldt die meer gericht zijn op hun eigen toekomst in Nederland? Of zijn ze juist een schreeuw om niet te tornen aan de bestaande Molukse cultureel bepaalde hiërarchie?
Het zijn deze twee bloedgroepen die elkaar in Assen bevechten. Het is de strijd tussen vroeger en straks, tussen links en rechts, tussen wens en werkelijkheid ook. En dat merk je. Een predikant als ds. Pattinasarany, die met open vizier naar buiten treedt, ondervindt weerstand. In de Molukse wijk werden leuzen tegen hem gekalkt, hij werd beschuldigd van nieuwlichterij. Hij zou lang niet zo begaan zijn met de Molukse identiteit als zijn roemruchte voorganger in Assen, ds. Metiary. Die predikant heeft sinds zijn dood in 2007 bijna de proporties van een legende aangenomen en daar is moeilijk tegen te vechten.
„Er is een kliek die de hiërarchie van ooit koste wat kost overeind wil houden”, zegt Djodjie Rinsampessy, een hoog opgeleide Molukker uit Assen die inmiddels buiten de wijk woont – zoals relatief veel hoogopgeleiden. „Die kliek wil niet zien dat de RMS een meer menselijke invulling heeft gekregen. De RMS heeft nog altijd betekenis voor mij –en voor heel veel andere Molukkers ook– maar ik vraag me sterk af of het ooit zoiets wordt als altijd is geproclameerd: een zelfstandige staat. Molukkers op de Molukken moeten daar allereerst zélf voor pleiten. Dat is niet onze taak vanuit Nederland.”
Volgens Rinsampessy is de strijd in de Molukse wijk in Assen grosso modo de strijd in álle zestig Molukse wijken van Nederland anno 2010. „In meerder of mindere mate, dat wel. De vraag is of de Molukse cultuur alleen behouden kan blijven als je alles precies doet zoals in de jaren vijftig, of dat je Moluks kunt blijven terwijl je je als bevolkingsgroep tóch ontwikkelt. Op die vraag zullen we de komende jaren als Molukkers een antwoord moeten zien te vinden.”
Hoe dat antwoord moet luiden, daar zijn al voorstellen genoeg voor ontwikkeld. Van binnen en van buiten Molukse kring. Maak een eind aan de aparte Molukse wijken. Stimuleer jongeren om meer werk te maken van hun opleiding. Zorg voor meer contact met blanda’s, de blanke Hollanders.
Die zaken laten zich echter niet goed sturen. We doen het zelf, is het terugkerend refrein in Molukse kring. Met soms verrassende resultaten als gevolg.
Christien Manukilej-Metiary, dochter van wijlen ds. Metiary, pakt de huidplooi van haar hand. „Vader zei tegen ons: Kleur houden, hè? Maar het waren uitgerekend twee zoons van hem die met Nederlandse meisjes trouwden.” Dochter Christien kan er wel om lachen. „In die tijd kon dat echt niet, trouwen met een blanda. Maar vader wende er vanzelf aan. Hij moest wel.”
--------------------------------------------------------------------------------
Nederlander, Molukker, Aziaat of toch Melanesiër?
Een wirwar van identiteiten staat Molukkers in Nederland ter beschikking. Na bijna zestig jaar in Nederland voelen steeds meer van hen zich verbonden met hun nieuwe vaderland. Toch beschouwt de overgrote meerderheid zich allereerst Molukker. De binding aan de Molukse cultuur en niet te vergeten de eigen familie is ook na drie generaties nog bijzonder sterk.
Eén identiteit geven Molukkers zichzelf zeker niet: die van Indonesiër. Die benaming is gereserveerd voor de bezetter van ”Maluku.” Ook de term Aziaat is niet erg populair. Die naam doet te veel aan Indonesië denken. Veel Molukkers wijzen erop dat de Molukken geen onderdeel zijn van Azië, maar van Oceanië – meer specifiek van Melanesië, de eilandengroep ten noorden en noordoosten van Australië.
Onder cultureel betrokken Molukse jongeren lijkt een ware Melanesiërevival aan de gang. Zo zijn Melanesische tatoeages onder hen populair. Dat is des te opvallender omdat de meeste Molukkers in de koloniale tijd juist helemaal geen deel wilden uitmaken van de meer negroïde bevolking van de Melanesische eilanden.
--------------------------------------------------------------------------------
Een staat zonder grondgebied
De Republik Maluku Selatan (RMS) werd op 25 april 1950 uitgeroepen op Ambon, het belangrijkste eiland van de Molukken. Die zelfstandigheid was echter van korte duur: een halfjaar later viel Indonesië de eilanden binnen en maakte een einde aan de RMS-droom. Indonesië was juist daarvoor zélf zelfstandig geworden, na eeuwenlang een kolonie van Nederland te zijn geweest.
Veel jonge Molukse militairen hadden echter altijd trouw aan Nederland getoond. Ze hadden zelfs tegen de Indonesiërs gevochten. Er ontstond voor hen een patstelling: wat moest er met hen gebeuren? De Nederlandse overheid zag geen andere oplossing dan 4000 militairen met hun gezinnen naar Nederland te halen. Zo’n 12.500 mensen kwamen in 1951 met grote schepen aan in Nederland.
Hier ontstond na verloop van tijd de RMS-regering in ballingschap. De president en zijn ministers vormden een staat zonder land. Morgen, 25 april, duurt die ballingschap al zestig jaar. Maandag wordt de proclamatie van de RMS herdacht tijdens een massale bijeenkomst in het Apeldoornse schouwburg Orpheus.
Ref. Dagblad