Interview
Ambassadeur Nikolaos van Dam met pensioen
‘Dat alle moslims hetzelfde zijn is onzin’
Niet hun geloof, maar hun frustraties brengen moslims tot hun daden, zegt ambassadeur Van Dam in Jakarta.
Door Michel Maas
Nikolaos van Dam is Geert Wilders nog altijd dankbaar. Van Dam had een genuanceerde toespraak gehouden voor het Instituut voor Koranstudies in Jakarta, over islam en politiek, en dat stak Wilders zo bovenmate dat hij er Kamervragen over stelde.
Zonder die Kamervragen zouden veel minder mensen de genuanceerde tekst van de toespraak hebben gelezen, glundert de ambassadeur: ‘Onderaan zijn Kamervragen stond een link naar mijn website. Dat heeft mij heel veel lezers opgeleerd. Iemand schreef mij: je hebt er een paar miljoen vrienden bij.’
Vijf jaar is Van Dam ambassadeur in Indonesië geweest, de maximale vijf jaar; nu gaat hij met pensioen. Met tegenzin. ‘Ik had niet gedacht dat het me zo moeilijk zou vallen.’ De koffers zijn gepakt, de kasten van de residentie zijn leeg en er is zelfs een einde gekomen aan een lange reeks van afscheidsbezoeken en –recepties.
Van Dam kent de islamitische wereld als geen ander. Hij werkte in Libanon en Libië, en was ambassadeur in Irak, Egypte en Turkije (en Duitsland). Hij studeerde internationale betrekkingen, Arabisch en islamologie, promoveerde op een studie over De rol van sektarisme, regionalisme en tribalisme bij de strijd om de politieke macht in Syrië, en is daarna ook als ambassadeur nooit meer opgehouden met het publiceren van boeken en het schrijven van artikelen.
Zijn lezing voor het instituut voor Koranstudies, op 29 april 2009, was er dus maar een van de vele, maar het was een bijzondere lezing. Omdat hij, een niet-moslim uit Nederland, optrad in dat ‘hol van de leeuw’.
De toespraak raakte gevoelige onderwerpen, zeker voor de rechtlijnige moslims die vinden dat de conservatieve Saoedische versie van de islam de enige juiste is. Volgens Van Dam is de islam overal anders, iets wat niet elke moslim graag hoort. ‘Ik heb daar bij dat Koraninstituut dingen naar voren kunnen brengen die misschien bij puristen helemaal niet zo goed vielen. Mensen vroegen mij: mag je dat allemaal zomaar zeggen in Indonesië? Ja, dat mocht. Sterker nog, het werd op prijs gesteld.’
In Nederland lag dat anders. PVV-voorman Wilders eiste dat Van Dam zou worden teruggeroepen. ‘Wilders vond dat ik de islam veel te positief afschilderde. Nou is dat niet zo moeilijk, als je mij met hem vergelijkt.’
Het beeld dat Wilders schildert van de islam is niet meer dan een slechte karikatuur, vindt hij. ‘Die enorme simplificatie, dat alle mensen die als moslim geboren zijn allemaal hetzelfde zouden zijn, dat is natuurlijk grote onzin. Elk land is anders. Turken en Marokkanen zijn volledig verschillend. Stuur een Turk en een Marokkaan samen op vakantie: die merken meteen dat ze niet hetzelfde zijn, ook al zijn ze allebei moslim.
‘Maar dat alle moslims hetzelfde zijn is wel de perceptie. En doordat er in het Westen nu zo’n enorme fixatie is op de islam, wordt het een soort self-fulfilling prophecy: de moslims beginnen zichzelf als moslim te zien, terwijl zij daar vroeger helemaal niet zo mee zaten.
‘De Koran is helemaal niet zo belangrijk. Dat was een van mijn stellingen. Na 11 september kochten veel Duitsers de Duitse vertaling van de Koran. Ze dachten: als we dat gaan lezen gaan we het beter begrijpen. Maar dat helpt je helemaal niet. Je moet heel andere dingen begrijpen. Wil je gebeurtenissen in het Midden-Oosten of het terrorisme begrijpen, dan moet je je concentreren op de sociale achtergronden, de politieke achtergronden. Die brengen de mensen tot bepaalde daden, hun frustraties of idealen. Niet het geloof.’
Als ambassadeur heeft hij meer dan eens de plicht gehad Wilders uit te leggen aan de Indonesiërs. Dat was in de tijd dat Wilders’ anti-islam-film Fitna uitkwam. Van Dam slaagde erin duidelijk te maken dat de mening van Wilders niet die van het Nederlandse volk was. De film werd praktisch genegeerd.
Wat daarbij zeer geholpen heeft waren de goede persoonlijke relaties met de moslimleiders: ‘Je moet elkaar kennen. De sfeer tussen ons was heel vriendschappelijk. Daarmee werd iets doorbroken en werd de sfeer bepaald. Stel je voor dat dat niet zo was, en er gebeurde zoiets, en ik kom daar aankloppen als wildvreemde, en dan nog met een tolk…
‘Op dat soort momenten ben je als ambassadeur niet alleen een overbrenger van boodschappen van de regering. Je bent een deelnemer aan de discussie. Je wordt gerespecteerd. Het was mooi dat ik vijf jaar een eigen inbreng heb gehad die iets toevoegt aan de relatie.’
De Volkskrant, 11-8-2010