De ethische richting: haar opkomst, betekenis en vervalIn de Indische journalistiek zien we 'wij' tegenover 'zij', de Europeaan tegenover de inlander, de 'meester' tegenover de 'onderdaan'. Het is deze tweedeling die domineert. Maar er waren uitzonderingen: journalisten die de brute hebzucht van hun landgenoten en hun grove gedrag tegenover de Indonesiër kritiseerden. Niet de raciale scheidslijnen werden door hen benadrukt, maar de mogelijkheden tot menselijke verhoudingen. Met hun accentuering van de schrijnende werkelijkheid van het kolonialisme vertegenwoordigen zij de stem van het geweten.
Een aantal van die kritische journalisten liet zich inspireren door Multatuli met zijn Max Havelaar (1860). De belangrijkste van hen was Pieter Brooshooft (1845-1921), hoofdredacteur van de Semarangse De Locomotief. Een onderzoek naar de achtergronden van een geruchtmakende opstand op een landgoed op West-Java in 1886 (de 'zaak-Tjiomas') was voor hem aanleiding het bedrijfsleven ervan te beschuldigen zich te verrijken ten koste van de in armoede levende inlander. Brooshooft had daarmee gekozen voor de Indonesiër.
De opkomstMet zijn krant als spreekbuis werd Brooshooft een van de voornaamste wegbereiders van de ethische richting in de koloniale politiek, die met de troonrede van 1901 haar officiële begin kende. Bij de ethici leefde het ideaal van samenwerking tussen Nederlanders en Indonesiërs bij de opbouw van een nieuw Indië, waarin armoede en discriminatie zouden moeten verdwijnen. Een 'samen op weg' en 'wederzijds vertrouwen' waren de slagwoorden, een onafhankelijk Indonesië het uiteindelijke doel. Het geweten speelde op: een historische 'ereschuld' diende te worden afgelost. Het onderwijs werd uitgebreid en ontwikkelingsprojecten kwamen van de grond. Er kwamen inderdaad veranderingen die verbeteringen ten gevolge hadden.
Twee streng van elkaar gescheiden werelden werden zich wat meer bewust van elkaars nabijheid. Er was sprake van toenadering, maar tegelijkertijd van een scherpe reactie van de overgrote meerderheid van de Indischgasten die weinig tot niets wilden weten van de emancipatie van de inlandse bevolking.
Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 15 maart 1913NationalismeDie reactie manifesteerde zich vooral na 1912. In dat jaar ontstonden twee nationalistische organisaties: de Indische Partij (opgericht door E.F.E. Douwes Dekker, achterneef van Multatuli) en de Sarekat Islam. Het was met name de Sarekat Islam die de Nederlanders de stuipen op het lijf joeg. De emoties werden in veel nieuwsbladen met moord- en brandverhalen opgepookt. De kranten die daarin voorgingen, waren het Bataviase Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië onder Karel Wybrands en het Soerabaiasch Handelsblad onder M. van Geuns - later onder H. Zentgraaff. Niet alleen schilderden zij de 'inlandsche beweging' en haar kranten af als een duivels kwaad, ook en vooral kreeg de ethische politiek - die 'ziekelijke sentimentaliteit' - ervan langs als de schuld van alles. Het feit dat de beide genoemde bladen binnen zeer korte tijd verreweg de grootste kranten van Indië waren, zegt veel over het gedachtegoed en de mentaliteit van de Indischgasten.
Het failliet van de ethische richtingConfrontatie en polarisatie was er in steeds toenemende mate. Daarmee parallel groeide een snelle verrechtsing van de Europese samenleving. Deze kreeg haar definitieve beslag na de communistische opstanden van 1926 en 1927 en de woelingen rondom de Partai Nasional Indonesia van Soekarno omstreeks 1930. Vooral de onderdrukte rebellie op het oorlogschip 'De Zeven Provinciën' in 1933 overspoelde de kolonie met een reactionaire vloedgolf.
De ethische richting, al vanaf de jaren tien onder steeds grotere druk, was definitief op de klippen gelopen. Het woord 'ethicus' werd een scheldwoord. Wat nog resteerde aan progressief denkende journalisten, werd naar de marge gedrongen. Toch zijn zij er tot aan het einde geweest: de zeer weinigen die de tekenen des tijds verstonden en waarschuwden tegen de dodelijke gevaren van de 'koloniale krachtpatserij'. Uitgescholden werden zij voor 'staatsgevaarlijk', 'bolsjewieken', 'anti-Nederlanders', ja zelfs 'landverraders'.
Achile Weeber, hoofdredacteur van de uiterst bescheiden De Courant in Batavia en Multatuliaan, schreef eind 1927: 'Onhoorbaar groeit de padi [rijst], is een bekende spreekwijze van den inlander. Zoo zal 't ook zijn voor menschen, die hoorende en ziende blind blijven. Ook voor hen zal hier in Indië iets gaan groeien en groot worden, zonder ze er iets van gewaar worden, omdat ze niet willen zien en niet willen hooren.' Hoezeer heeft hij gelijk gekregen.
LiteratuurAhmad B. Adam, The vernacular press and the emergence of Modern Indonesian consciousness (1855-1913). Ithaca/New York 1995: Cornell University, Southeast Asia Program. [Studies on Southeast Asia 17.]
John Ingleson, Road to exile; The Indonesian nationalist movement 1927-1934. Kuala Lumpur/Hong Kong 1980: Heinemann.
E.B. Locher-Scholten, Ethiek in fragmenten; Vijf studies over koloniaal denken en doen van Nederlanders in de Indonesische archipel 1877-1942. 's-Gravenhage 1981: Nijhoff.
J.M. Pluvier, Overzicht van de ontwikkeling der nationale beweging in Indonesië in de jaren 1930-1942. 's-Gravenhage/Bandung 1953: Van Hoeve.
Gerard Termorshuizen, Journalisten en heethoofden; Een geschiedenis van de Indisch-Nederlandse dagbladpers 1744-1905. Met medewerking van Anneke Scholte. Amsterdam/Leiden 2001: Nijgh & Van Ditmar en KITLV Uitgeverij. (het afsluitende deel, periode 1905-1942, verschijnt in mei 2011)
Gerard Termorshuizen, 2010
kranten.kb