Bronnen: zie Deel 1.
Koloniaal gemengd:In Amerika werd een verbod op menghuwelijken tussen blanken en Indianen in het begin van de 16de eeuw, dus al heel snel, opgeheven.
Kenmerk was dat er maar weinig Europese vrouwen zich in de nieuwe koloniën vestigden en menghuwelijken waren dan ook de enige mogelijkheid om de bevolking met tenminste halfblanken !!! (M.a.w.: vul zelf in wat hiervan de bedoeling was.)
Gangbaar was dat een kolonist 4 tot 6 Indiaanse vrouwen had en het aantal halfbloeden groeide dan ook héél snel. Zij werden door de Spaanse en Portugese kolonisten als volwaardig beschouwd en vormden eigenlijk de ruggengraat van de koloniën.
Anders was het gesteld in het Indië van de VOC en later.
De angst voor opstanden (!!!) van gemengdbloedigen bepaalde daar het tegengaan van mengrelaties.
Andere factoren waren onder meer de toen geldende Hollandse religieueze opvattingen: Men diende HERVORMD te zijn, wilde men tot de Europese samenleving behoren. Relaties tussen gelovigen en heidenen waren verboden. Maar ja, het vlees was zwak en zo’n verbod had dus weinig effect. (Gatel namanya ;-) )
De kinderen (
bewijzen van zondig gedrag) en hun moeders leefden aan hun lot overgelaten, in de periferie van de vestigingen van de Compagnie en de vrouwen konden niet anders als zich gedienstig gedragen en ze werden “huismeiden”, of “Poete” of “Katsjoer” genoemd.
(Noot editor: Ik vraag me af of met “katsjoer” soms matras bedoeld word, want het Indonesische woord voor matras is “kasur”. In het Spaans is bijvoorbeeld het woord voor prostitué Puta. Zouden dan deze schimpnamen overgenomen zijn uit het Spaans/Portugees?)
In die tijden waren de benamingen “Poete” en “Katsjoer” gangbaar voor prostituees.De verzoeken aan de VOC bewindvoerders in Nederland om meer vrouwen te sturen naar Indië werden pas na lang soebatten gehonoreerd en slechts met mondjesmaat.
Over de gestuurde vrouwen –
ze leken als van de straat opgeraapt – was men niet blij en tevreden. Bovendien was het zo, dat zodra zij fortuin hadden gemaakt, zij rechtstreeks ommekeer maakten naar Nederland en de VOC kon er niets aan doen, want zij waren vrije burgers.
Rits en geil:Er waren inheemsen en mestiezen die werden gedoopt, waardoor een deel van de belemmeringen om erkend te worden op deze wijze wegviel.
Zij konden dan met een volbloed Europeaan huwen, maar of ze daarmede in de Europese gemeenschap werden opgenomen???
Volgens Nicolaus de Graaf (1620-1702) was dit zelden het geval:
in de ogen van de Hollanders waren de mestieze vrouwen lui, ze gedroegen zich als apen, ze zaten gehurkt neer met de billen op de knieën (jongkok) en ze hadden geen tafelmanieren, ze gebruikten geen lepels maar “gieten een weinig hoendersoep (soto ayam???) of vissoep of in een kop of op een schoteltje, doen er wat rijst bij, roeren het met de hand en vingeren door malkander.Neen, iemand met zo’n bruid had het niet makkelijk.
“Het meestendeel is so rits en geil als een deel ritse teven, en dat niet alleen naar Hollanders, Kastiese of Mestiese manspersonen, maar wij zouden u meer als één exempel kunnen aanwijzen van zodanigen die met haar eigen zwarte jongens en slaven te doen hebben gehad.”Dat als gevolg van deze door De Graaff zo beeldend beschreven leefomstandigheden de aantrekkingskracht van de inheemse, mestiese en kastiese vrouwen op de Europese mannen verdween, mag worden ontkend. Het aantal gemengdbloedigen groeide gestaag, maar de meesten bleven van erkenning verstoten.
Ze groepten samen, ondersteunden elkaar en zo ontwikkelde zich langzamerhand een eigen samenleving van gemengdbloedigen tussen die van de inheemsen en Europeanen.
Dominante Mestiezen.Waar in steden als Makassar en Batavia sprake was van pluriforme samenlevingen, behoorden de Mestiezen – de Indische families – tot de dominante groep.
Zij vormden tot grote ergernis van de Heren van de Compagnie in Batavia en Makassar geduchte economische machten en het was voor de Compagnie vrijwel onmogelijk om zonder hun tussenkomst handel te drijven met de inheemsen.
De Mestiezen zaten ook elders waar de Compagnie maar aanwezig was en lange tijd moest de Compagnie een dergelijke situatie toestaan aangezien zij zelf gebukt ging onder de corruptie van haar eigen ambtenaren, die meer oog hadden voor hun eigen handeltjes en de vrouwen die zij uit Holland lieten komen, gingen na een poosje met hun eigen fortuin er weer van door richting Holland.
De Mestiezen vergrootten inmiddels hun economische macht en dat werd door onder meer onderlinge huwelijken geconsolideerd en uitgebreid.
De Mestiezen ontwikkelden een mengcultuur die geheel eigen was, meer aansloot bij de inheemsen dan bij de Europeanen.
Gouverneur-generaal Antonie van Diemen zag als oplossing het in Holland laten opleiden tot schoolmeesters en predikanten van mestiezenkinderen, toen ook al
“halfslachtig” genoemd.
Hij schreef daarover in 1640 en 1641 aan de Heren XVII. In de armenhuizen zaten genoeg van deze kinderen, halfwees geworden doordat de vader stierf.
Een andere oplossing werd gezocht in het laten huwen van Hollandse mannen met inheemse vrouwen, maar daar kleefden ook problemen aan, want de kinderen zouden de aard van de moeder “beërven.” “Zij hebben een kwader karakter en leiden een vuiler en oneerlijker bestaan nog dan de inlanders” aldus één van de adviseurs van de Heren XVII, raadslid Gerard Demmers op 7 november 1647.
(Noot editor: dank u dank u voor zulk een advies.)
Mestiezencultuur:Oorspronkelijk spraken de Mestiezen vrijwel alleen Maleis, vermengd met Portugees en lezen en schrijven was hen onbekend.
De Europese mannen die in deze gemeenschap opgenomen werden, hadden totaal geen invloed en pasten zich slechts aan hun "betelkauwende" vrouwen aan.
Europese snuisterijen en meubels kregen geen plaats, want die konden de Chineze, Japanse en inheemse niet vervangen, welke bij de mestiezensmaak paste.
De belangrijke snuisterijen waren de beteldoos en kwispedoor.
Er waren Mestiezen die in grote welstand leefden en zelf bedienden en of slaven hadden; ze tooiden zich overdadig en weldadig met sieraden en lieten zich op straat door hun slaven begeleiden.
Vonden de Hollanders het al pervers dat zij zich vele malen per dag baden (!!!), het feit dat zij dit zomaar in het openbaar deden in de rivier Ciliwung, was wel het toppunt.
De Mestiezen vermaakten zich met veelal uit slaven samengestelde orkesten en lieten rongengs (danseresjes) optreden en hielden van Indonesische en Chineze poppenvoorstellingen.
Uit de vele invloeden ontstond zo dus een cultuur die even "eigen" was als de Indonesische alsmede de Europese cultuur en botsingen tussen die culturen konden dan ook niet uitblijven, evenmin als de minder vleiende opmerkingen over en weer over elkaars cultuur, zeden en gewoonten.
Bij de foto:
Een groep Indo's.
Waar? Wanneer? Wie? Maar één ding is zeker: De persoon met een sigaret in de mond gestoken heeft geen laptop op schoot. En bredere sawahtrappers heb ik nooit eerder gezien. Maar oh zo mooi is deze foto. Oh zo ongedwongen en vrij en zo bekend die blote voeten. Schitterend gefotografeerd met al die tuinrotzooi zomaar op en bij de trap. Zou dit bedoeld zijn door dat raadslid Demmers met "vuil" zoals boven in het artikel geschreven? Ik persoonlijk kijk liever tot in den treure naar een dergelijk tafereel, dan het zogenaamde schone gedoe op de straten met peuken uit een auto-asbak gedenderd of lege blikjes cola op straat of vulliszakken (express) naast de vullisbak geplaatst omdat men te lui is het deksel te lichten en de zak erin te mieteren.
Deel 3 volgt.