Bronnen: zie Deel 1.
Discriminatie:
Zo waren er voor de Mestiezen ook andere benamingen in zwang: Liplap en vermoedelijk omdat er gemengdbloedigen waren met dikke lippen.
Overigens sprong men met dat woord wel eens slordig om en kon het bijvoorbeeld gebeuren, dat “liplap” soms ook werd gebruikt voor Hollanders die in Indië waren geboren.
De benamingen, in de kern vaak onmiskenbaar denigrerend en discriminerend, hadden echter nauwelijks invloed op de wijze waarop men met elkaar omging.
De Hollanders, die door huwelijken in deze gemeenschappen terecht kwamen, pasten zich aan; ze werden in de gemeenschap opgenomen en “verindischten.”
Maar echt “verindischen” in de ware zin des woords deden deze Hollanders toch ook weer niet.
J. Olivier Jzn, bestuursambtenaar in 1816 schreef “Mevrouw leeft op haar manier en meneer op de zijne…Zij bewonen ieder een afzonderlijk vertrek…. En bekommeren zich maar weinig om elkaar.”
En Europees gedroegen zij zich ook al niet.
“Men bracht mij naar de veranda…Hier zat mevrouw IJsseldijk in sarong en kabaai, met losse haren, op een mat op de grond, omringd door een aantal slavinnen, die ieder het een of ander werk onder handen hadden, terwijl de vrouw des huizes tuingroente schoonmaakte. Naast haar stond een grote kwispedoor, waar zij van tijd tot tijd hele stromen bloedrood sirihsap in spoog”, aldus Ver Huell in zijn “Herinneringen van eene reis naar Oost Indie in 1835.”
En Ver Huell voelde zich opgelucht toen het bezoek aan de “Oost-Indische dame” was afgelopen.
Later was van discriminatie van deze gemengde groep wel steeds meer ter sprake en werd een benaming als “Indo” tenslotte lange tijd een scheldnaam, al werd rond 1930 (!!!) even geprobeerd aan “Indo” een “Geuzenkarakter” te geven, maar die poging mislukte.
In zijn “Aantekeningen op ene reize door Oost-Indë” beschreef J. Olivier Jzn over hoe men rond 1816 in Indië met de liplaps handelde.
In die tijd waren de talrijke dochters die “oudgasten” bij hun slavinnen hadden verwekt, voor Europeanen weinig begerenswaardig. Ze waren kribbig, kwaadaardig, vals en wulps.
Om Nederlandse nieuwkomers toch te strikken, kregen deze “onechte” kinderen een rijke uitzet mee en veel geld. Met dat geld kon fortuin gemaakt worden en daar kwam men toch voor naar Indië ? Zorgen om de kinderen hoefde men zich niet te maken, want daar waren de slavinnen voor.
Als de “liplapse” kinderen volwassen werden, leerden de jongens een beetje schrijven en lezen en vonden dan wel een baantje als klerk.
De meisjes werden bijgebracht te “pronken met hun bekoorlijkheden” en van hen werd meer werk gemaakt. Door hun huwelijksverbintenissen bleef de welvaart van de familie verzekerd.
In 1836 was de auteur J.B.J. van Doren (Reis naar Nederlands Oost-Indie) op Java en schreef over de “liplapse” dames.
Bij een bezoek aan de schouwburg zag hij ze: “ze schitteren van rijkdom en Indische luister en zijn omhangen met parels en edelstenen.” Het lukte hem niet om een gesprek met hun aan te knopen, want meer dan “tiejada = neen” en “tramau = ik wil niet” zeiden zij niet.
Ofschoon de “liplapjes” een paar mooie zwarte ogen en een mond vol witte tanden hadden, zocht hij tussen de vele dames (tevergeefs) naar een jong Europees gezichtje.
Mislukte repressie:
De Mestiezen gemeenschappen zijn niet altijd ongemoeid gelaten. De Westfriese Gustaaf Willem baron van Imhoff (gouverneur-generaal in 1743) - zie meer over hem elders in een geplaatst artikel - deed pogingen de Mestiezen cultuur terug te dringen. Hij wilde burgerfamilies uit Holland laten overkomen en hun toestaan handel te drijven, tot dan toe nog steeds het monopolie van de VOC.
Ook stichtte hij een seminarie om te helpen bevorderen het “grootte werk der voortplanting van den Christelyken hervormden godsdienst in den gewesten.”
Op zijn marine academie mocht geen andere taal gesproken worden dan de Nederlandse “in den dagelykschen ommegang zonder speciale toestemminge van de Gouverneurs.”
Van Imhoff’s plannen om de de invloed van de Mestiezen teniet te doen slaagden niet, onder meer doordat na zijn dood zijn opvolgers de hervormingen afschaften. Of dit de voornaamste reden was van het falen is de vraag.
Sommigen menen dat de voornaamste oorzaak lag in de kracht van de Mestiezen cultuur, die uitstekend in staat bleek de aanvallen te weerstaan. De “Indische” kliek wist ook latere aanvallen af te weren.
Deel 4 volgt.